|
..
Het klinkt wellicht wat oneerbiedig, als we in één klap vier CD’s van hetzelfde label bundelen, maar dat heeft vooral praktische redenen: de voorbije weken passeerden hier CD’s van Lorraine Jordan en Peter Croft de revue en van de weeromstuit bevatte ons volgende “to do”-pakketje niet minder dan vier CD’s, die om bespreking smeekten. Niet omdat iemand ons dat speciaal vroeg, maar omdat ze alle vier meer dan de moeite van het beluisteren waard zijn.
Dat we dit soort lokale producten nu toch hier te beluisteren krijgen, is allemaal te danken aan het Birnam Label, een firmaatje dat ruim dertig jaar geleden uit de grond gestampt werd door Martin Hadden, van de band Silly Wizard. Toen was de bedoeling dat je bij hen voor weinig geld je muziek op cassette kon laten dupliceren, zodat je, als artiest, vanaf het podium je eigen product aan het enthousiaste publiek kon slijten. Nu, sinds 1986 is er nogal wat water door de Spey en de Tay gestroomd en Birnam is mettertijd uitgegroeid tot het huis van vertrouwen, dat artiesten helpt bij het uitbrengen en promoten van hun muzikale materiaal. De al genoemde Lorraine Gordan en Peter Croft waren de voorlopers, die ons via -hoe kan het anders?- het Utrechtse Xango Music Distribution als eersten bereikten en nu is er dus een viertals volgers, die we er in één geut doorjagen, bij wijze van inhaalmanoeuvre.
Beginnend bij de “Folk Songs Live from North East Scotland”: dat is een CD + DVD-uitgave, die opgenomen werd naar aanleiding van de tiende editie van het Portsoy Folk Festival in 2019, waarop één van de belangrijkste bands uit de Schotse Folk in de kijker gezet werd. Misschien doet de naam van The Gaugers bij jongeren niet veel belletjes meer rinkelen, maar van 1966 tot 1976 was die band van Peter Hall, Tom Spiers en Arthur Watson simpelweg absolute top. Peter Hall stierf in 1966 en dat betekende meteen het einde van The Gaugers.
Arthur Watson verhuisde naar Dundee en Tom Spiers naar Achtermuchty en het duurde tot begin deze eeuw voor Pete Shepheard beiden opbelde met de vraag of ze ’t niet zagen zitten om, op heel traditionele wijze in de clubs en pubs te gaan spelen. Dat gebeurden en “Shepheard, Spiers & Watson” werd een feit. De naam “Spiers” is hier al een paar keer opgedoken en, in verband met deze CD + DVD gaat het om de enige Tom Spiers, z’n eega Maggie en hun dochter Maggie. Hoewel ze thuis al een eeuwigheid zongen, gingen ze als trio pas vanaf 2011 de hort op in de Aberdeenshire regio, waar ze algauw tot een soort curatoren van de lokale liederenschat gepromoveerd werden.
Rond die drie ensembles draaide het dus op die festivalverjaardagsavond: ruim een halve eeuw Schotse folk werd er in de kijker geplaatst en alles werd netjes opgenomen en gefilmd. Hence dus de CD + DVD, die een prachtige doorsnee laat horen en zien van al waar deze drie groepen voor staan en stonden. De DVD bevat twee liederen die niet op de CD staan, en de CD bevat er twee die niet op de DVD staan. Da’s alles samen ruim twee en een half uur heerlijke Schotse folk, die op geen enkele manier gedateerd aanvoelt.
De eigen beheer-plaat van songschrijver Elis Macfadyen laat dan weer een neo-traditionele band horen: de Macfadyens zijn een begrip in de regio rond Inverness en het bakkersdozijn songs op deze plaat past perfect in de hedendaagse Schotse scene, die erg nadrukkelijk traditionele Schotse folk met singer-songwriting combineert. De songs zijn allemaal van de had van Elis, op twee na: de tekst van “Dreams of Lochaber” werd door Elis’ vader in 1958 geschreven, maar nu pas door Elis op muziek gezet en gecombineerd met het refreintje van de traditional “Gleann Baile Chaoil”, dat hier ingezongen wordt door fiddler Rachel Campbell. Daarnaast is er “Kirkconnel Lea”, van de grote Robert Burns, waarvan een oude opname teruggevonden werd, waarop papa Innes het liedje zingt in 1956. De eigen songs van Elis zijn veelal overpeinzingen over reizen en dromen en de combinatie van beide. Heel puur, heel basic gespeeld -zoon Alan op bas, Dave McIntosh op drums en Ed Sloggie op accordeon- en veelal handelend over gemis en heimwee, zijn dit heel mooie liederen, die zonder twijfel hun plaats verdienen in het hedendaagse Schotse muzieklandschap.
Dat dat landschap er niet meer bijligt zoals honderd jaar geleden, wordt wellicht nog het best geïllustreerd door Reely Jiggered, het ensemble rond de zussen Alison (fiddle en zang) en Fiona (gitaar, bodhran en backing vocals) McNeill, die hun in wezen traditionele folky pop weten te larderen met klanken en ritmes, die ongetwijfeld als “wereldmuziek” omschreven kunnen worden. Daar zal het feit dat de dames toeren van Pakistan tot Japan, van Italië tot Duitsland en ongeveer alles daar tussenin, allicht niet vreemd aan zijn. Deze plaat drijft op de fantastische stem van Alison, het sobere gitaarspel van Fiona en het uitermate functionele drumwerk van Scott McLean en geeft een heel fraaie live-indruk, zeker op de nummers waar gastpianist Stuart Taylor en bassist Gregor McPhie mee in de dans springen. Op “The Real Mackay Wedding” en “Stomach Steinway Man” na -die zijn van respectievelijk Charlie McKerron (van Capercaillie) en Ian Lowthian (zie Catriona MacDonald en Mark Knopfler- bevat de plaat allemaal eigen composities, zowel instrumentaal als gezongen en ze wordt afgesloten met een bijzonder fraaie bewerking van -Schotser en meer “Burns”vind je ze niet- ”Auld Lang Syne”, dat je achterlaat met de vrome wens om dit gezelschap ooit live aan het werk te kunnen zien.
De meest bijzondere plaat van deze reeks komt wellicht van Robert Severin, een van afkomst Hongaarse, maar in Schotland geboren -zijn ouders leerden elkaar daar kennen, toen ze beiden op de vlucht waren voor de Hongaarse Revolutie in 1856- singer-songwriter, die hier debuteert met een plaat waarop hij, in een elftal liederen een aantal verhalen vertelt, die zijn geboorteland met dt van zijn ouders verbinden. Vanzelfsprekend kom je dan uit bij WOII, toen de Duitsers meer dan lelijk huis hielden in de Joodse buurten. Waar opener “Red Shades of Blue” nog over een wellicht nooit geconsumeerde liefde handelt (een nooit verstuurde verstuurde postkaart van de Joodse Julia Spitzer aan de Engelsman Morris Levison in Bornemouth, met daarop als enige woorden in het Hongaars de vertaling van “Do You Love Me?), was dat toch de aanleiding tot het maken van de plaat. Mensen als Jane Haining, die weigerde naar Schotland terug te keren toen de oorlog volop woedde, maar die bij “haar” instellingsmeisjes wilde blijven en uiteindelijk door de Gestapo naar Auschwitz gevoerd werd en er stierf, stond model voor “Star in The Shadow”. Een heldin als zangeres Vali Rácz, die op gevaar van eigen leven een aantal Joodse meisjes verschool voor de Nazi’s, stond model voor “Nightingale”, net zoals toenmalige diva Katalin Karády, op wiens verhaal “Time Heals) gebaseerd is, veel mensen it de handen van de Gestapo wist te houden.
“Crimson Burned The Night”, handelt dan weer over een Hongaarse familie, waarvan de moeder de oorlog wist te overleven, maar uiteindelijk op 21 december 1988 omkwam bij de Lockerbie vliegtuigramp en zo staat deze CD vol met verhalen uit het echte leven gegrepen, maar waarvoor je vandaag flink wat moeite moet doen om je te kunnen in beelden dat niet eens zo lang geleden, de mens in staat was tot wreedheden, die er vandaag opnieuw zitten aan te komen. Dat gegeven, in combinatie met een par erg persoonlijke songs over z’n overleden vader en moeder en hun strijd om in Schotland een nieuw leven op te bouwen, én een paar nummers waarin Severin over eigen moeilijke en mooie momenten zingt, zoals “September ‘89”, het einde van de Koude Oorlog en het begin van een nieuwe liefde bij de Donau, maken van deze erg stille plaat een heel mooi document, waarmee debutant Severin zich meteen op de kaart zet.
Kijk, plaats geven aan dit soort aparte muziek of ongewone projecten, dat is nu precies de rol van een huis als Birnam, dat ik bij deze veel succes mag toewensen en alvast bedanken voor de dingen die reeds verschenen en die anders wellicht helemaal tussen de plooien van de muziekmarkt zouden terechtgekomen zijn.
(Dani Heyvaert) |